2005 'de piña colada-kant', Museum De Fundatie, locatie Bergkerk, Deventer.

(Tekst in de begeleidende catalogus, door Wim van der Beek, kunstrecensent)

 

 'de piña colada-kant', Museum De Fundatie, locatie Bergkerk, Deventer.

 

Geluk met voetnoten

 

(de superioriteit van de functie)

 

Verontwaardiging is een te groot woord. Ook de term cynisme is wellicht iets te zwaar aangezet. Maar dat Bert van Santen een gezonde dosis relativeringsvermogen onmisbaar acht, staat vast. De uitwassen van de moderne consumptiemaatschappij dwingen een kritische houding af. De huidige beeldcultuur biedt allerlei handvaten waar hij dankbaar en gretig gebruik van maakt. Zijn relativerende opstelling gaat gepaard met filosofische kanttekeningen die verpakt zijn in een eigentijdse beeldtaal. De kunstenaar bedient zich van de middelen van deze tijd (zoals licht, kinetische toepassingen en geluid) zonder zich te laten verleiden tot platte effecten. De verdieping die kenmerkend is voor zijn artistieke benadering, schuilt in de combinaties die hij maakt, de kruisverbanden en interacties die hij tot stand brengt en de (soms complexe) integratie van tijdloze ervaringsfeiten in een hedendaagse setting. Visueel spektakel is niet taboe, maar daar wordt uitsluitend gebruik van gemaakt als het doel de middelen heiligt. Dat alles overheersende doel is het op gang brengen van een bewustwordingsproces bij de kijker. Kunst fungeert daarbij als katalysator. Hoewel er voldoende ruimte is voor een positieve toonzetting, gaat ‘geluk’ steeds gepaard met noodzakelijke voetnoten.

 

Op welke manieren wordt de beeldvorming van de moderne mens gemanipuleerd? Welke impulsen van buitenaf bepalen onze houding en ons gedrag? Welke constructieve en concrete rol kan beeldende kunst spelen in het sturen van meningen en gedragingen? Gaat het om marginale invloeden of kan het idealisme van de artistieke eenling nog steeds brede bewegingen op gang brengen? Hoe vrij is vrij? Met deze en andere vragen confronteerde Bert van Santen in de zomer van 2003 de bezoekers van twee met elkaar samenhangende tentoonstellingen in het OCBK en Het Langhuis in Zwolle. Als eyeopener fungeerde een gedomesticeerde dolfijn. Dit intelligente dier is niet alleen uitgegroeid tot het symbool voor vrijheidsbeleving, maar heeft ook de status verworven van trouwe mensenvriend. Ondanks de beperkte bewegingsvrijheid in dierentuin en dolfinarium laat elke dolfijn zich zelfs in gevangenschap van zijn beste kant zien: een duidelijk voorbeeld van hoe een levend wezen van de gegeven omstandigheden het beste probeert te maken. En dat is precies wat de kunstenaar ook doet: maken wat er van te maken valt. Dat valt niet altijd mee, maar met scheppingsdrang en inventiviteit kan een mens ver komen.

 

De beeldende kunst van Bert van Santen heeft de afgelopen vijf jaar een opmerkelijke ontwikkeling doorgemaakt. In recente objecten en installaties komen engagement, filosofische inslag, wetmatig en beeldend denken, concrete visies en milde ironie samen. De beeldtaal is in alle opzichten eigentijds. De kunstenaar gebruikt citaten uit striptaal, schreeuwerige lichteffecten, softporno beeldcultuur, wandtapijten, kretologie, geluidskunst, filosofische statements en reclamevideo’s. Niets is te heilig om als inzet voor zijn beeldende kunst gehanteerd te kunnen worden. De stroom fragmenten en citaten wordt stelselmatig gekanaliseerd. Ondanks het ogenschijnlijke bombardement van beeldmiddelen, wordt het geheel voortdurend getemperd door de nadrukkelijke behoefte aan reflectie en introspectie die als een denkbeeldige wolk boven alle installaties en objecten hangt. In de kunstenaar huist een utopist. De idealist in hem wint het van de cynicus. Hoe kritisch, recalcitrant en opdringerig de door hem geventileerde denkbeelden en inzichten soms ook mogen zijn, wrang of hopeloos worden ze niet. Een keer ten goede wordt nooit op voorhand uitgesloten.

 

Ging de tentoonstelling in het OCBK (‘ontwerp voor opium van het volk’) nog vooral over de maatschappijkritische standpunten van de kunstenaar, in Het Langhuis (‘blijf gelukkig trilogie, the making of’) pakte hij uit met een egodocument dat als een voorlopige samenvatting van zijn opvattingen en werkzaamheden tot nu toe gezien kan worden. Persoonlijke elementen en een voorlopige inventarisatie van standpunten vallen hier samen. Wie de kunstenaar een beetje kent, kon in de thematentoonstelling naast bewerkte zelfportretten onder meer ook een portret van zijn vrouw Leeann en van zijn sportheld Johan Cruijff ontdekken. Deze en andere crossovers en verwijzingen naar zijn persoonlijke fascinaties en aberraties zijn een onvervreemdbaar onderdeel gaan uitmaken van zijn iconografie en hebben een vervolg gekregen in de installatie ‘Kimberley Anastasia’ die in het koor van de Bergkerk te zien is. Hierin komen oude fascinaties van de kunstenaar voor architectuur, systematiek en ordeningsprincipes in gewijzigde vorm terug, maar dit keer schuilen ze onder de twee voornamen van zijn dochtertje.

 

De spiegelinstallatie gaat (zoals ook in voorgaande variaties op het thema het geval was) een directe relatie aan met de ruimte. De pilaren van de kerk bepalen mede de  maat, uitvoering, dimensies, vormentaal en het denkbeeldige lijnenpatroon. De lijfelijke ervaring van transparantie, projectie en reflectie is evenals in vergelijkbare versies op dit gegeven die in het verleden werden gerealiseerd, een belangrijk vertrekpunt. Volstrekt nieuw is de integratie van vormen die ontleend zijn aan lichaamsfragmenten van Kimberley Anastasia. Die fysieke referenties gaan een niet eerder gerealiseerde verbinding aan met de vloer, wanden, pilaren en ruimte van het monumentale kerkinterieur. In de installatie vat de kunstenaar nog één keer helder en overzichtelijk zijn fascinatie voor architectuur en ruimtelijk denken samen. De verleiding die inherent is aan de plek, was niet te weerstaan. De uitzonderlijke mogelijkheid om perspectivische beleving en persoonlijke denkbeelden te vertalen in architectonische toepassingen kon hij niet aan zich voorbij laten gaan. Denkbeeldige verdwijnpunten zijn het vertrekpunt voor een ingenieuze constellatie van lijnen, vormen en betekenissen die met mathematische precisie op elkaar betrokken zijn.

 

In de serie ‘blijf gelukkig’ wordt het geluk van de mensheid voorzien van een zwart randje. In gewijzigde vorm is het eerste deel van de cyclus ook te zien in de Bergkerk. De aanpassingen tasten het wezen ervan niet aan. Het eerste deel van de ‘blijf gelukkig trilogie' werd in 2001 geconcipieerd en uitgewerkt en voor het eerst geëxposeerd in de Broerenkerk te Zwolle (‘Siloam’, 2001). Portretten van Kate Winslet, Bambi, Claudia Cardinale, Hermann Hesse, Katja Schuurman, Pietje Bell, Jean-Paul Sartre, de kunstenaar zelf, zijn vrouw Leeann en Johan Cruijff worden gepresenteerd in combinatie met cd-doosjes die voorzien zijn van tekstfragmenten. Voorkant en achterzijde van de portretten vormen een onlosmakelijk geheel. In onderlinge samenhang vertellen ze het verhaal van een levenscyclus die er uitziet als een carrousel. De persoonlijke helden van de kunstenaar worden direct in verband gebracht met zijn visie op de samenleving. Alles draait om de hamvraag met betrekking tot de eigen identiteit: Wie wil ik zijn? Dus niet: Wie ben ik? Essentieel vertrekpunt is de vraag naar het nut van menselijk handelen waarvan vooraf exact bekend is wat de gevolgen en effecten zullen zijn. Van Santen veronderstelt: ‘De mens die leeft in de 21ste eeuw kan zichzelf vervullen, niet alleen vanuit fysiek oogpunt maar ook in immateriële zin.’

 

De ‘blijf gelukkig’ cyclus bezit alle kenmerken van een modern epos, dat in de Bergkerk definitief wordt afgerond. Behalve het eerste is ook het derde deel ervan (opnieuw in gewijzigde vorm) in de Bergkerk te zien. Bezoekers van de tentoonstelling worden er al onmiddellijk bij de ingang mee geconfronteerd. De statements die in de videoprojectie zijn opgenomen, laten geen misverstanden bestaan over de intenties van de kunstenaar. De mens van de 21ste eeuw is een halve godheid geworden. Centraal staat de maakbaarheid van het menselijke lichaam, waarmee we dagelijks geconfronteerd worden door tv-programma’s (zoals ‘Make me beautiful’) die de commerciële zenders over ons uitstorten. Alle fysieke en materiële behoeften van de moderne mens kunnen bevredigd worden. De fixatie op het perfecte lichaam is een voldongen feit. Verwaarlozing of veronachtzaming van geestelijke waarden, afstomping en debilisering van de maatschappij vormen de keerzijde van de medaille. Een gipsen dolfijn en het geluid hoort bij een opgewonden Italiaanse commercial verduidelijken de boodschap van de kunstenaar.

 

In de installatie ‘snoezelkamer’ (die in 2003 voor het eerst te zien was in Het Langhuis) borduurt Van Santen filosofisch en licht ironiserend voort op zijn visies met betrekking tot de sociale functie van kunst en de exploitatie van het menselijke lichaam. Als rode draad fungeren stills uit de film ‘Swordfish’: afbeeldingen van het bewierookte lichaam van actrice Halle Berry. De installatie anticipeert op het onderbuikgevoel van bouwvakkers. De verheerlijking van het vrouwenlichaam wint het in alle gevallen van de voorkeur voor intelligentie en innerlijke schoonheid. De stoere mannentaal die Berry in de film bezigt, relativeert nog eens ten overvloede het intellect: “Ik heb een klotendag en zo te zien wordt het nog erger.” De exploitatie van de vrouw, de macht van de verbeelding, de fixatie op het ideale lichaam en de daarmee onvermijdelijk gepaard gaande verwaarlozing van geestelijke waarden, worden opnieuw van kritische kanttekeningen voorzien.

 

De grote angst van Van Santen lijkt te zijn dat de mensheid vrijwillige ballingsschap van de geest verkiest boven kritisch denkvermogen. ‘In kunst is alles mogelijk’, roept hij zijn publiek toe. Om dat te bekrachtigen laat hij geen middel onbenut. Letterlijk alles haalt hij uit de kast om twijfelaars van zijn gelijk te overtuigen. Bijna alle zintuigen worden bespeeld. Verveling heeft geen schijn van kans. Maar dwars door alles heen, klinkt er ook een sprankje hoop door in zijn kunst, hoewel dat nauwelijks blijkt uit de kunstmatig gemodificeerde mens die hij construeerde op basis van ‘aanwijzingen’ van de filosoof Ludwig Marcuse. Deze inspanningen resulteerden in het object 'siegen oder fliegen' waarin Van Santen adequaat en slagvaardig inhaakt op de veronderstelde mogelijkheid om een nieuwe mens te creëren. In zijn visie op de maakbare mens (vooralsnog een houterige robot die in een laboratorium of machinekamer gegenereerd kan worden) komen cynisme en hoop op een confronterende manier bij elkaar.

 

‘… Het oog wordt gesterkt door te kijken, het oor door te horen. De ontvankelijkheid voor het geluk, de wil om gelukkig te zijn, het talent voor geluk en de moed tot het geluk worden gesterkt door kennis te nemen van de onvergetelijke verheerlijkingen van het geluk…’ constateerde Marcuse.

In ‘siegen oder fliegen’ gaat Bert van Santen met dit citaat aan de haal. Met behulp van foto’s, licht, glas, textiel, kunststof, metaal en verf assembleert hij een robot waaraan niets menselijks vreemd is. Dat doet hij vindingrijk en met zichtbaar genoegen. “Ik kan me er enorm mee vermaken,” zegt hij zelf. Bijna terloops onderstreept hij dat de formele kwesties die hem vroeger bezighielden definitief plaatsgemaakt hebben voor kunst die ingebed is in een sociale context. Het visualiseren van ideeën en meningen is voor hem een belangrijke drive geworden. De behoefte om ‘gehoord’ en als het even kan ook ‘begrepen’ te worden, wuift hij niet langer weg. De doordachte uitvoering vereist weloverwogen concepten, vakkundig materiaalgebruik en solide constructies: kwaliteiten die het werk van Van Santen nooit vreemd zijn geweest.

 

Hoe perfecter het beeld in elkaar steekt, hoe beter het in staat is om zijn visie over het voetlicht te brengen. Deze constatering is des te belangrijker geworden nu de kunstenaar zich met enige regelmaat bezighoudt met het concipiëren en uitvoeren van beelden in de openbare ruimte. Voor The New Balance in Zwolle vervaardigde hij de installatie ‘the Elysium, fields of joy’ (2004) waarin opnieuw een prominente plaats wordt ingenomen door een dolfijn. En in Hasselt werd eveneens in 2004 ‘rhetorical feet’ voltooid. In het laantje Buiten de Enkpoort richting het Van Stolkpark schommelen twee reusachtige transparante voeten als een soort perpetuum mobile boven de hoofden van voorbijgangers. ’s Avonds is het kunstwerk, dat uitgevoerd werd in het kader van ‘Dicht op Hasselt’, verlicht. Het project behelst een wandelroute langs door poëzie geïnspireerde kunstwerken. Bert van Santen liet zich inspireren door een gedicht waarin Arjen Bruins het park van Hasselt bezingt.

 

In de Bergkerk klinkt een echo van de hooghangende voeten in Hasselt door. Van Santen gebruikte de platen waaruit hij de voeten voor het project in Hasselt stanste als basis voor de installatie ‘echo of rhetorical feet’. Ook hier functioneren de voeten, die in dit geval dicht bij de grond boven een waterbak hangen, als metaforen. Een ventilator die door een sensor wordt geactiveerd, brengt het water in de bak in beweging: alsof een zacht briesje het water een lichtvoetig geheim influistert. Het zal duidelijk zijn dat de kunstenaar in dit specifieke geval niet om de christelijke symboliek heen kan (of wil) die innig verbonden is met het kerkgebouw waarin de tijdelijke installatie is gerealiseerd. Gezien de context en het persoonlijke referentiekader waarbinnen zijn recente kunstwerken fungeren, wekt het geen verbazing dat de voetafdrukken van de kunstenaar de basis vormden voor de ‘rhetorical feet’.

 

De onontkoombare relatie met het eigen lichaam is ook terug te vinden in ‘pink-eye-power’. Dit kunstwerk werd in 2003 uitgevoerd in kunststof, lakverf, vleeshaken, aluminium, licht en staaldraad en was eerder te zien in het OCBK. Uitgangspunt is een afbeelding van het oog van de kunstenaar. Die afbeelding is gemanipuleerd en opgeblazen tot een monumentaal formaat. Met dit geraffineerde staaltje van beeldmanipulatie lijkt de kunstenaar de kijker te willen overweldigen, zoals ook makers van billboards en lichtshows dat doen. De aandacht voor de vorm is evident, maar de superioriteit van de functie wordt niet uit het oog verloren. Hoewel hij de schijn wekt dat hij daarmee aansluit bij de knusse en behaagzieke piña colada-kant van het bestaan, maakt hij tussen de regels door zichtbaar dat hij geen concessies doet aan de gemiddelde smaak of de moraal van de massaconsumptiemaatschappij. Van Santen gebruikt weliswaar de media en middelen van deze tijd, maar hij gebruikt ze uitsluitend om ons te laten zien dat er achter elke oogverblindende werkelijkheid een dieper liggende waarheid schuilgaat.

 

Wim van der Beek, kunstrecensent